Rendement op aanvullende pensioenen wordt variabel

Gepost in: Groepsverzekering

Image of the blog article

Na lang onderhandelen is er een akkoord bereikt in de Groep van 10, onder voorzitterschap van Michèle Sioen, over het rendement op de gestorte bijdragen in het aanvullend pensioenplan in de tweede pijler.

Hoe is het rendement op aanvullende pensioenen tot op vandaag geregeld (artikel 24 WAP)?

Het huidige rendement dat een werkgever moet garanderen op stortingen in een aanvullend pensioenplan in de tweede pijler (groepsverzekering) bedraagt:

  • 3,25% op de werkgeversbijdragen, onder aftrek van de premie nodig voor een overlijdensdekking en een arbeidsongeschiktheidsverzekering en onder aftrek van kosten beperkt tot 5%; en
  • 3,75% op de werknemersbijdragen, onder aftrek van de premie nodig voor een overlijdensdekking en een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Waarom is een aanpassing van het rendement nodig?

Deze minimumrendementen die door werkgevers moeten worden gegeven, zijn niet langer afgestemd op de rendementen die verzekeraars waarborgen op de ontvangen premies.

Hoe wordt het nieuwe rendement berekend?

Het nieuwe percentage, van toepassing op zowel de werkgevers- als de werknemersbijdragen, gaat in op 1 januari 2016. De basis is het gemiddeld rendement van de OLO’s (Obligations Lin(é)(e)aire(s) Obligaties) op 10 jaar over 24 maanden. Voor de bepaling van het rendement wordt hiervan 65% in rekening genomen:

  • Is het resultaat lager dan 1,75%, dan wordt het minimumrendement vastgelegd op 1,75%.
  • Ligt het resultaat tussen 1,75% en 3,75%, dan is dat getal het minimumrendement.
  • Is het resultaat hoger dan 3,75%, dan wordt het minimumrendement begrensd op 3,75%.

De rentevoet van het rendement wordt jaarlijks op 1 januari aangepast als het verschil met de op dat moment geldende rentevoet groter is dan 0,25%.

In het ontwerpakkoord is de mogelijkheid opgenomen dat de 65% in de formule kan aangepast worden vanaf 2018 tot 75% en tot 85% vanaf 2020. Dit zal enkel gebeuren als de controleautoriteit, de Nationale Bank van België, van mening is dat deze aanpassing verzekerbaar is.

Wat met de rendementen op stortingen vóór 1 januari 2016?

Er is overeengekomen dat voor plannen in tak 21, de nieuwe rendementen alleen van toepassing zijn op stortingen vanaf het ogenblik van de wijziging van het rendement. De percentages die van toepassing zijn op de aanwezige reserves op het moment van de wijziging blijven behouden op deze bedragen. Deze benadering noemt men de 'horizontale' methode.

Voor pensioenfondsen en plannen bij verzekeraars van het type tak 23, zullen alle aanwezige reserves een rendement bekomen dat van toepassing is op het moment van berekening. Deze techniek wordt de 'verticale' methode genoemd.

Overlijdenswaarborg

In het akkoord is ook voorzien dat vanaf 1 januari 2016 uittreders de mogelijkheid zullen krijgen om een overlijdensdekking af te sluiten. Aan elke uittreder zal standaard voorgesteld moeten worden om als minimale overlijdenswaarborg de terugbetaling van de reserves verzekerd te hebben. De uittreder kan binnen de periode van 1 jaar na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst expliciet kiezen om niet in te gaan op het voorstel van overlijdenswaarborg.

Praktische modaliteiten?

In een persmededeling verheugde de minister van pensioenen Daniel Bacquelaine zich over het bereikte akkoord. Hij zal zo snel mogelijk een wetsontwerp voorleggen aan de ministerraad. P&V zal dan dit wetsontwerp analyseren en de impact bekijken op onze organisatie. Wij zullen dan de concrete invulling van dit akkoord kunnen toelichten.

Nieuwe artikels